Behandeling met schapenschildklier tot stamcel bij ‘trage schildklier’


Schildklieronderzoeker en endocrinoloog Wilmar Wiersinga gaf een paar jaar geleden in Nature Reviews Endocrinology een overzicht van de vier belangrijkste veranderingen in de behandeling van hypothyreoïdie. 

Schildkliertje

Wiersinga onderscheidt in zijn overzicht vier wezenlijke veranderingen in de manier van behandelen van hypothyreoïdie. Klik vooral op alle links om een duidelijk beeld te krijgen van die veranderingen.

1. Van niets naar behandeling met uitgeperste schapenschildklier

In 1891 gaf George Murray een injectie met uitperste schapenschildklier aan een patiënt met een ernstige hypothyreoïdie. De patiënt herstelde. Daarna bestond een behandeling uit gemalen of gebakken schapenschildklier of tabletten gedroogd schildklierweefsel als de eerste effectieve therapie voor hypothyreoïdie.


2. Van dierlijk schildklierpoeder naar levothyroxine

Van 1960 tot 1988 nam het gebruik van dierlijk schildklierpoeder langzaam af. Het gebruik van levothyroxine nam toe. In 1978 wordt er meer levothyroxine voorgeschreven dan schildklierpoeder. In 1988 gebruikte 84% van alle patiënten levothyroxine.


3. Van levothyroxine naar T4 plus T3

In de jaren 1990 laten dierproeven zien dat normale T4- en T3-niveaus in alle weefsels alleen bereikt kunnen worden met levothyroxine (T4-hormoon) plus liothyronine (T3-hormoon). Wellicht dat sommige patiënten door hun genetische aanleg beter reageren op de combinatietherapie T4 plus T3. Als verdere studies deze specifieke subgroep van patiënten kunnen identificeren, zou sprake zijn van een grote verandering in de behandeling van hypothyreoïdie. Een behandeling op maat behoort dan tot de mogelijkheden.


4. Behandeling met stamcellen de toekomst ...

Een onderzoek uit 2012 beschrijft voor het eerst hoe werkend schildklierweefsel gekweekt kan worden uit embryonale stamcellen. Dat zou uiteindelijk misschien kunnen zorgen voor een vierde belangrijke verandering. Namelijk dat schildklierpatiënten een nieuwe schildklier kunnen krijgen die gemaakt is met stamcellen.


Tot slot

Wiersinga concludeert dat de behandeling met T4 plus T3 voordelen kan hebben als de verhouding levothyroxine (T4) : liothyronine (T3) zorgt voor normale TSH-, vrij T4 en vrij T3-waarden in een normale verhouding. Ook kan behandeling met T4 plus T3 goed uitwerken bij patiënten met genetische aanleg om T4 om te zetten in T3.

Wiersinga beveelt endocrinologen aan te kijken naar opties, waaronder de toevoeging van T3, waarmee patiënten met restklachten geholpen zijn. Ook al slikken zij zogenaamd adequate doses levothyroxine. Een mogelijkheid is de ETA-richtlijn voor experimenteel gebruik van de T4 plus T3-therapie, met een levothyroxine-liothyronine verhouding van ongeveer 17:1, waarbij 100 µg T4 kan omgezet worden in circa 85 µg T4 met 5 µg T3; 150 µg T4 in circa 125 µg LT4 met 7,5 µg T3 en 200 µg LT4 in circa 175 µg T4 met 10 µg T3.






Reacties